PrivacyTeam033 200 30 83

Beroep tegen uitkomst inzageverzoek

Eiser stelt beroep in tegen de uitkomsten van een inzage verzoek bij de Universiteit Utrecht. Dit beroep wordt ongegrond verklaard.  

Eiser heeft op 12 februari 2021 een verzoek ingediend bij het college van bestuur op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) om toegang te krijgen tot mutatieverslagen van zijn persoonsgegevens sinds zijn aanstelling in 1987, inclusief uitleg over rechtvaardigingsgronden, doeleinden, noodzaak en belangenafweging. Daarnaast vroeg hij om een besluit van 24 augustus 2000 en bijbehorende stukken. Omdat het college van bestuur niet tijdig op dit verzoek reageerde, heeft eiser op 8 april 2021 beroep ingesteld. De rechtbank verklaarde het beroep op 15 juli 2022 gegrond en droeg het college van bestuur op om binnen 16 weken een besluit te nemen. Op 2 december 2022 heeft het college van bestuur een besluit genomen, waartegen eiser bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 12 april 2023 ongegrond verklaard, wat leidde tot het huidige beroep.

Overwegingen van de rechter:

Inzicht in de zoekslag: De rechtbank constateert dat het college van bestuur in diens besluit van 2 december 2022 voldoende inzicht heeft gegeven in de zoekslag naar eisers persoonsgegevens. Het college van bestuur heeft een plan van aanpak opgesteld en deskundigen betrokken bij de zoektocht in diverse systemen en archieven. De rechtbank oordeelt dat de zoekslag adequaat is uitgevoerd en dat er geen gegevens van eiser zijn aangetroffen in de meeste systemen.

Verstrekking van gegevens: Het college van bestuur heeft aangegeven dat alle relevante documenten die het in bezit had, al aan eiser zijn verstrekt. Dit omvat ook het besluit van 24 augustus 2000, dat nu bij de stukken is gevoegd. De rechtbank merkt op dat eiser niet heeft aangetoond welke specifieke documenten nog ontbreken of waar het college van bestuur verder had moeten zoeken.

Relevantie van eerdere besluiten: De rechtbank wijst erop dat eerdere besluiten over inzageverzoeken, die mogelijk niet volledig waren, in deze procedure niet ter discussie staan. Eiser moet zich neerleggen bij de rechtskracht van deze besluiten.

Verantwoordingsplicht van het college van bestuur: Het college van bestuur heeft gemotiveerd dat de verwerking van persoonsgegevens van eiser plaatsvond in het kader van zijn dienstverband en dat er een gerechtvaardigd belang was voor deze verwerking, ook na zijn uitdiensttreding. De rechtbank oordeelt dat deze motivering voldoende is.

De rechtbank verklaart het beroep daarmee ongegrond en bevestigt dat het college van bestuur adequaat heeft gehandeld in het verstrekken van informatie en dat de verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming met de AVG is uitgevoerd. Enige opvolgende of nieuwe verzoeken van de eiser zullen hiertoe mogelijk kwalificeren als misbruik van recht.

Zie hiervoor ook: ECLI:NL:RBMNE:2025:2370, Rechtbank Midden-Nederland, UTR 23/1745 e.a.

Naar het overzicht