PrivacyTeam033 200 30 83

Elektronische tag binnen de Wvggz: rechtbank bevestigt toezicht, geen vrijheidsbeperking

De Rechtbank Midden-Nederland heeft in haar uitspraak van 10 september 2025 geoordeeld dat het volgen van een cliënt met een elektronische tag moet worden aangemerkt als een vorm van elektronisch toezicht in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Daarmee maakt de rechtbank duidelijk dat deze maatregel in de voorliggende zaak niet kan worden beschouwd als een vrijheidsbeperkende maatregel. Deze kwalificatie is van belang voor de wijze waarop zorginstellingen dergelijke technologie juridisch positioneren binnen zorgmachtigingen en zorgprocessen.

De feiten

In de onderhavige zaak draagt een cliënt bij het verlaten van een zorginstelling een elektronische tag waarmee zijn verblijfplaats wordt gevolgd. Deze maatregel werd in de praktijk al jarenlang gehanteerd en werd daarbij aangemerkt als een beperking van de bewegingsvrijheid.

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de zorgmachtiging te wijzigen, omdat de elektronische locatievolging naar zijn aard niet kwalificeert als een vrijheidsbeperkende maatregel, maar moet worden geschaard onder het ‘uitoefenen van toezicht’ in de zin van de Wvggz.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank kwalificeert het volgen van betrokkene via de tag als een vorm van elektronisch toezicht op de verblijfplaats. In de bijlage bij artikel 7 van de Regeling verplichte geestelijke gezondheidszorg worden onder de categorie ‘uitoefenen van toezicht’ voorbeelden genoemd zoals cameramonitoring en toezicht met andere elektronische middelen; de tag valt hieronder.

Voor de beoordeling acht de rechtbank van doorslaggevend belang dat de cliënt bij het verlaten van de instelling vrij is om zijn leven buiten de instelling naar eigen inzicht in te richten. De tag brengt geen beperkingen aan in de bewegingsvrijheid en verplicht de cliënt niet tot het verrichten of nalaten van handelingen buiten de instelling. Daarmee kan de maatregel niet worden aangemerkt als een beperking van de bewegingsvrijheid of als een beperking van de vrijheid het eigen leven in te richten.

Uit de motivering van de rechtbank volgt dat bepalend is of een maatregel feitelijk leidt tot een beperking van de bewegingsvrijheid of de autonomie van de cliënt. In deze zaak was daarvan geen sprake. Dat betekent dat de juridische kwalificatie van elektronische monitoring afhankelijk blijft van de concrete wijze van inzet en de feitelijke gevolgen voor de cliënt.

Conclusie

De rechtbank heeft de bestaande zorgmachtiging gewijzigd door ‘uitoefenen van toezicht op betrokkene’ als afzonderlijke vorm van verplichte zorg op te nemen. Daarmee is de inzet van elektronische locatievolging expliciet ondergebracht binnen het stelsel van de Wvggz.

Naar het overzicht