Geen belang bij livestream stadshart
Eiseres heeft een livestream met videobeelden van een dorpskern uitgezonden op haar eigen website. De beelden werden met een vertraging van ongeveer één minuut gepresenteerd, in een livestream, en zijn vastgelegd met twee vaste camera’s die op initiatief van eiseres zijn geplaatst. De eerste camera werd op 15 november 2014 geïnstalleerd en richtte zich op het doorgaande vaarwater. De tweede camera werd op 1 juni 2016 geplaatst en legde beelden vast van de haven van deze plaats.
Omwonenden hebben vervolgens op drie verschillende momenten in 2016, 2018 en 2019 een handhavingsverzoek ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens (Hierna AP). In 2019 is de AP gestart met een onderzoek en heeft in augustus geconcludeerd dat eiseres door het uitzenden van deze livestream op een onrechtmatige wijze persoonsgegevens worden verwerkt.
De AP constateert in deze rapportage dat de livestream, die wekelijks werd opgenomen door de AP, zowel de privacy van individuen als van omwonenden in gevaar brengt. De beelden die tijdens de livestream werden uitgezonden, bevatten herkenbare personen en woningen, waarbij de kans op identificatie wordt vergroot door de locatie van de livestream in een dorp met slechts 10.000 inwoners. Bovendien wordt door de AP vastgesteld dat een deel van het privéleven van de bewoners, van de in beeld gebrachte woningen, openbaar werd gedeeld, wat de inbreuk op hun privacy verder versterkt. Ook constateert de AP dat zowel de website waarop de livestream wordt uitgezonden, als een andere website van de betrokken partij, geen privacybeleid bevatten, wat een overtreding van de relevante privacyregelgeving inhoudt. Tot slot komt de AP tot de conclusie dat eiseres zich niet kan beroepen op een van de verwerkingsgrondslagen, zoals vermeld in artikel 6, eerste lid, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), voor de verwerking van persoonsgegevens die plaatsvond door middel van de livestream. Deze bevindingen wijzen op ernstige tekortkomingen in de naleving van de AVG door de betrokken partij.
Bij besluit van juli 2021 heeft de AP aan eiseres vervolgens een bestuurlijke boete opgelegd van 500,- euro en een last onder dwangsom voor het zonder grondslag verwerken van persoonsgegevens. Eiseres heeft tegen dit boetebesluit van de AP beroep ingesteld.
De rechtbank Noord-Nederland is van oordeel dat de AP terecht tot de conclusie is gekomen dat eiseres op onrechtmatige wijze persoonsgegevens heeft verwerkt. De argumentatie van eiseres dat de verwerking van persoonsgegevens binnen de livestream rechtmatig is, omdat de grondslag van de verwerking gebaseerd is op het gerechtvaardigd belang van eiseres, biedt daartoe ook geen soelaas. Eiseres voert daartoe aan dat zij naast een eigen belang voor de promotie van de plaats, ook de promotiebelangen van derden behartigd door het uitzenden van de livestreambeelden. Daarnaast zou zij ook een tal van andere belangen behartigen, waaronder het uitvoeren van cameratoezicht, overige belangen van de gemeente en de sociale behoefte van bejaarden.
De rechtbank verwijst in haar argumentatie naar het Meta Platforms e.a. arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waaruit volgt dat de grondslag van het gerechtvaardigd belang restrictief moet worden uitgelegd. Er moet derhalve aan drie voorwaarden worden voldaan alvorens een geslaagd beroep op het gerechtvaardigd belang kan worden gedaan. Ten eerste moet het een gerechtvaardigd belang zijn, vervolgens moet de verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk zijn voor dit gerechtvaardigde belang en tot slot moet er een afweging plaatsvinden tussen de belangen van de verwerkingsverantwoordelijken en de betrokkenen.
De argumenten van Eiseres zijn daartoe onvoldoende om de verschillende gerechtvaardigde belangen die eiseres bij de rechtbank heeft aangedragen te behartigen, en in het verlengde daarvan, een beroep te doen op de grondslag voor het verwerken van persoonsgegevens onder artikel 6 lid 1 sub f AVG. Daartoe is deze verwerking van persoonsgegevens middels een livestream niet noodzakelijk om belangen van eiseres en derden te behartigen en noch wegen deze belangen op tegen de belangen van betrokkenen.
De rechtbank oordeelt in aanvulling daarop dat het beroep van eiseres desalniettemin gegrond is, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het beroep is overschreden. Gelet hierop matigt de rechtbank de aan eiseres opgelegde bestuurlijke boete.